Begrippenlijst

Aeroob: Met zuurstof. Sommige bacteriën overleven het best in een omgeving met zuurstof. Andere bacteriën (zoals methaanvormende bacteriën die van nature in de mest zitten) overleven slecht in een omgeving met zuurstof.


Ammoniak (NH3): Een kleurloos (sterk ruikend) gas. Ammoniak ontstaat in de veehouderij nadat een dier eiwitten heeft gegeten en mest en urine mengen in de stal. In de melkveehouderij komt ongeveer 50% van de ammoniakemissie uit de stal en 50% van de ammoniakemissie vindt plaats bij het aanwenden van (drijf)mest op het (gras)land. Ammoniakemissie draagt bij aan stikstofdepositie, die zorgt dat de grond rijker wordt aan voedingsstoffen. Op agrarische percelen is dit vaak gewenst, maar in de natuur niet altijd. Soorten die op arme gronden gedijen kunnen dan worden verdrongen. Daarnaast heeft ammoniak een verzurende werking in de bodem.


Anaeroob: Zonder zuurstof. Sommige bacteriën (waaronder methaanvormende bacteriën die van nature in de mest zitten) gedijen het best in een zuurstofloze omgeving.


Biogas: Het gas wat ontstaat bij afbraak van organische stof onder zuurstofarme omstandigheden. Meestal bestaat dit voor circa 60% uit methaan en 40% uit CO2. Daarnaast bevat biogas sporen van ammoniak (NH3) en waterstofsulfide (H2S).


Buffercapaciteit: De buffercapaciteit geeft aan hoe goed een grondstof in staat is om zuren of basen te binden om daarmee de eigen pH-waarde in balans te houden. Hoe hoger de buffercapaciteit des te beter het hiertoe in staat is.


Compostering: Bij compostering wordt organische stof onder zuurstofrijke omstandigheden afgebroken. Daarbij ontstaat CO2 en warmte.


Dikke of vaste fractie: De vochtige steekvaste/stapelbare deelstroom na de mechanische scheiding van drijfmest.


Dunne of vloeibare fractie: Het vloeibare percolaat na de mechanische scheiding van drijfmest in een vloeibare en vaste deelstroom.


Emissie: Uitstoot. De term emissie wordt gebruikt voor de uitstoot van broeikasgassen (zoals methaan), ammoniak, geur, fijnstof en andere schadelijke stoffen.


Fermentatie: Vertering of vergisting van organische stof.


Integrale Aanpak: Een aanpak waarbij naar het gehele veehouderijbedrijf wordt gekeken. Het gaat daarbij niet alleen om emissies van ammoniak en methaan, maar om alle facetten die belangrijk zijn voor het bedrijf, zoals inkomen, biodiversiteit, dierenwelzijn en overige emissies.


Klimaatakkoord: Het Nationaal Klimaatakkoord bevat doelen en een verzameling van maatregelen die het kabinet-Rutte III in juni 2019 aankondigde. Doel is de uitstoot van CO2 te verminderen en zo de Nederlandse bijdrage aan wereldwijde klimaatverandering te beperken. Hiermee wordt invulling gegeven aan de Nederlandse verplichting van het Internationale Klimaatakkoord (Parijs 2015).


Lachgas (N2O): Een zeer sterk broeikasgas (298 keer sterker dan CO2).


Methaan (CH4): Een sterk broeikasgas (27 keer sterker dan CO2) dat bijdraagt aan de opwarming van de aarde. Methaan ontstaat op twee plekken in de melkveehouderij; tijdens het verteren van voer in het spijsverteringssysteem (ongeveer 80%) en tijdens het verteren van organische stof in opgeslagen (drijf)mest (ongeveer 20%).


Methaan oxideren: Door methaangas in aanraking te laten komen met lucht of vuur, kan methaangas omgezet worden in kooldioxide (CO2) en water (H2O). CO2 heeft een veel minder sterk opwarmend effect op de aarde dan methaan.


Methaan-etende (methanotrofe) bacteriën: Bacteriën die van nature in de grond zitten. In deze bacteriën reageert methaan met zuurstof, waarbij energie vrijkomt voor de bacteriën en CO2 wordt uitgeademd. Dit noemen we biologische oxidatie.


Methaanpotentieel: De hoeveelheid methaan die gevormd kan worden in de mest. Dit is afhankelijk van de hoeveelheid verteerbare organische stof in de mest. Methaanvormende bacteriën breken namelijk alleen de verteerbare organische stof af in de mest, waarbij methaan gevormd wordt.


Methaanvormende (methanogene) bacteriën: Bacteriën die van nature in de mest zitten. Onder zuurstofarme omstandigheden breken deze bacteriën verteerbare organische stof in de mest af, waarbij methaangas ontstaat.


Omzettingsfactoren: Factoren die de groei en/of activiteit van methaanvormende bacteriën beïnvloeden.


Opgeslagen drijfmest: Een mengsel van vaste en vloeibare mest en urine van dierlijke oorsprong. Drijfmest wordt meestal opgeslagen in een mestkelder onder de stal of een externe mestopslag zoals een mestsilo.


Organische stof: Organische stof is koolstofhoudend (C) materiaal. Dit materiaal bevat naast koolstof ook relevante mineralen als stikstof, fosfor en zwavel, die na afbraak van de organische stof beschikbaar komen (mineraliseren) in de bodem. De toevoer van organisch materiaal aan de bodem stimuleert het bodemleven en kan de bodemweerbaarheid verhogen.


pH-waarde: De zuurgraad van een vloeistof wordt uitgedrukt in een pH-waarde. De pH-waarde kan worden gemeten door middel van een oplopende schaal, die loopt van 0 (sterkste zuurgraad) tot en met 14 (hoogste basische waarde). De zuurgraad van water is rond de 7 (neutrale pH-waarde). De zuurgraad van mest is meestal aan de licht basische kant, met een pH-waarde van 7,5 tot 8.


Vergisting: Vergisting (of fermentatie) is het proces waarbij bacteriën onder zuurstofarme omstandigheden organische stof in de mest afbreken. Hierbij wordt methaan gevormd. Vergisting is de tegenhanger van compostering, waarbij organische stof juist onder zuurstofrijke omstandigheden wordt afgebroken. Daarbij ontstaat CO2 en warmte.


Verteerbare organische stof: De verteerbare organische stof kan afgebroken worden door methaanvormende bacteriën die van nature in de mest zitten. Dit zijn voornamelijk koolhydraten, eiwitten en vetten uit het voer dat het dier niet verteerd heeft en via de mest het dier weer verlaat. Bij dit proces ontstaat methaangas.